zondag 16 september 2007

Volksverlakker, kakkerlak!!!

JAN PRONK: MENSENRECHTENACTIVIST OF ‘OORLOGSMISDADIGER’?

Bron: Peter Siebelt.

Op 29 augustus 2007 verscheen een groot omslagartikel over Jan Pronk in het weekblad HP de Tijd. In een klein kader - met de kop ‘Hulp aan beulen’ - werd voor het eerst voor het grote publiek een tipje van de sluier gelicht over Pronk’s jarenlange ‘betrokkenheid’ bij misdaden in de Derde Wereld. Misdaden door politieke organisaties (‘bevrijdingsbewegingen’) die door hem, als voormalig minister van Ontwikkelingshulp, met miljoen euro’s (toenmalige guldens) gesubsidieerd werden.
Niet aan de hulp voor slachtoffers werd prioriteit gegeven maar aan de solidariteitsrelatie met politieke ‘bevrijdingsbewegingen’ die oorlog voerde tegen de bestuurders van hun land. Een solidariteit die onverstoord bleef ondanks de wetenschap dat deze organisaties mensen martelden en vermoordden.
Pronk, de man die in zijn talloze speeches en publicaties het woord mensenrechten bij herhaling gebruikt, verzuimde bewust - of onbewust – effectief in te grijpen tegen de mensenrechtenschendingen van de door hem gesubsidieerden organisaties. Pronk en zijn partners bleven selectief doof en blind en waren te veel gefocust op de andere kant, de kant van de vijanden van hun vrienden.
Momenteel staat Pronk hoog op de lijst om mogelijk gekozen te worden als de nieuwe voorzitter van een van de grootste politieke partijen van ons land: de Partij van de Arbeid.
Een belangrijk moment om de ‘Hulp aan beulen’ uit het artikel van HP de Tijd iets nader te belichten. Want mede door zijn subsidiebeleid heeft Pronk de Nederlandse belastingbetaler ongewenst en onwetend medeplichtig gemaakt aan misdadige praktijken.
Laten we even terug gaan in de tijd.
In 1989, 1992 en 1993 kwamen er uitzonderlijk kritische reacties uit Pronks eigen achterban over zijn eenzijdige subsidiepraktijken. Onder meer van zijn partijgenoot Herbart Ruitenberg, een belangrijk toenmalig lid van de buitenlandcommissie PvdA.
Op 19 oktober 1989 schreef Ruitenberg een brief aan het bestuur van de Evert Vermeer Stichting (EVS), niet alleen een denktank voor de PvdA maar vooral voor de toenmalige activiteiten van Pronk. Een kopie van dit schrijven stuurde hij aan Jan-Marinus Wiersma, momenteel lid van het Europees Parlement voor de PvdA.
Ruitenberg wees erop dat in de media martelingen in Namibië werden beschreven die onder verantwoordelijkheid van de toenmalige guerrillaorganisatie SWAPO hadden plaatsgevonden. Hij wilde weten waarom de denktank van Jan Pronk exclusief koos voor steun aan de SWAPO en andere groepen uitsloot.
Ruitenberg vroeg zich af of de EVS wel in staat was zelfstandig een standpunt te bepalen, d.w.z. zonder uitsluitend gebruik te maken van informatie die verschaft werd door groepen die exclusief voor de SWAPO hadden gekozen?
Hierin werd Ruitenberg ondersteund door de voormalig PvdA-voorzitter en huidige commissaris van de provincie Groningen, Max van den Berg.
“Er circuleerden al jarenlang geruchten over de wandaden van SWAPO, maar ditmaal kwam het uit betrouwbare bron. Ze hebben het toegedekt. Ze hadden eerder stelling kunnen nemen, maar ze zijn blijven zwijgen en ze zwijgen nu nog. Ik ben buitengewoon negatief over de manier waarop ze op kousenvoeten om die mensenrechtenkwestie heen lopen. Ze hebben gewoon boter op hun hoofd”, aldus Max van den Berg.
Wetenswaardig is dat de wandaden van SWAPO al sinds 1976 bekend waren. In 1989 beweerden ex-gevangenen dat SWAPO in 1989 nog zo’n 2000 mensen in holen gevangenen hield en beschuldigde SWAPO van moord op minstens duizend leden.
Ruitenberg vond dat deze gebeurtenis niet op zich stond en sloot zijn brief aan de EVS af met: “Het gebeuren in SWAPO is niet incidenteel, binnen het ANC gebeuren dezelfde dingen.
Pronk werd geraadpleegd! Zijn mening was dat de toekomstige hulp los van het verleden moest worden getoetst aan met name het optreden van de nieuwe (SWAPO)-regering. Daar was de toenmalige EVS-bestuurder, Wout Nijland, het mee eens want het verwijderen van de SWAPO-verantwoordelijken uit die (nieuwe) regering zou “te ver gaan” omdat dat in de praktijk er op neer kwam dat de SWAPO zich zelf zou opblazen. Er waren teveel SWAPO-bestuurders bij betrokken!
Drie jaar later kwamen Ruitenbergs waarschuwingen over het ANC uit. ‘ANC martelde en vermoorde gevangenen in kampen’, de kranten stonden er bol van.
Het ANC moest toegeven dat ze zich schuldig hadden gemaakt aan grove schendingen van de mensenrechten, waaronder het martelen en vermoorden van onschuldige slachtoffers in kampen in Angola, Tanzania, Oeganda en Zambia. In de Volkskrant van 20 oktober 1992 werd op een oppervlakkige wijze de martelmethoden omschreven: ‘De Gevangenen werden gedwongen door kolonies rode mieren te kruipen nadat hun huis was ingesmeerd met varkensvet. Een ander veel voorkomende marteling was het inwrijven van gevangenen met jeukpoeder, dat de bijnaam ‘napalm’ had. Gevangenen werden in hun geslachtsdelen getrapt en het was routine hen lang op de wagen te slaan, waarbij regelmatig trommelvliezen knapten.’(Een uitgebreid overzicht van de martelingen is in mijn bezit).
Drie maanden voor deze omschrijving in de Volkskrant had Ruitenberg wederom naar zijn pen gegrepen. Op 24 juli 1992 schreef hij aan Pronk: ‘De blinde steun aan (bijvoorbeeld) het Zuid-Afrikaanse ANC bestaat nog steeds. De door de Nederlandse overheid gesubsidieerde instellingen hebben heel systematisch alleen mensen uit de hoek van het ANC geholpen. Het ANC bestrijdt alle concurrerende stromingen met geweld. Hun opvatting van democratie heeft nogal communistische trekjes!’, aldus Ruitenberg. Hij wees Pronk erop dat mensenrechten nog steeds niet aan de orde kwamen als het dit soort organisaties betrof. “Behalve, soms, als het te laat is” vervolgde Ruitenberg. Een kopie van zijn schijven stuurde hij aan Josephine Verspaget, Pieter Jan Bouwmeester, Jan Marinus Wiersma, Jan Nekkers, Joop Koopman en H.D. Tjeenk Willink.
En wat gebeurde er? De geldstroom vanuit Nederland ging gewoon door.
Een jaar later, op 2 augustus 1993, deed Ruitenberg nogmaals een poging en schreef wederom een brief aan Pronk.‘Een tijdje geleden sprak je je uit voor steun aan het ANC voor de verkiezingen. Dit lijkt me geen goed idee. Het ANC ontwikkelt zich tot een nieuwe staatsbourgeoisie die een monopoliepositie probeert te krijgen. Het ANC heeft ALLE concurrenten binnen en buiten de eigen organisatie met geweld bestreden. In het begin stelden ze dat de martelingen en moorden in de kampen Zuid-Afrikaanse agenten betroffen, nu is duidelijk dat het alleen maar om groepen jonge strijders ging die democratisering van het ANC eisten. (…) Eind 1988 werd ‘Stompie’ vermoord door de knokploeg van Winnie Mandela. Een maand later vermoordde dezelfde ploeg de in de buurt wonende arts Abu Baker Asvat die Stompie en enkele anderen het laatst levend had gezien in het huis van Winnie. Ik heb in 1989 een oordeel van de Nederlandse Raad van Kerken gevraagd over het gedrag van twee predikanten, ze geven niet eens antwoord, ondanks herhaalde aanmaning. Kennelijk gaat de steun aan het ANC boven democratische verantwoording. Ik vind het jammer dat je je exclusief voor het ANC uitspreekt. Er is nogal wat corruptie in en om het ANC zoals het meest recent weer is gebleken m.b.t. de terugkerende vluchtelingen; het is van groot belang dat ze goed gecontroleerd worden. Het ANC heeft recent nog dissidenten vermoord om ze tot zwijgen te brengen, het gaat om de mensen uit de kampen in Angola. (…) Onpartijdige informatie kan je helaas in Nederland nauwelijks krijgen, alle organisaties die ik ken vertonen een bias naar het ANC toe, andere stromingen zwijgen ze dood, ze hebben niets geleerd van de SWAPO?toestanden.’
Zowel Pronk als belangrijke beleidsmakers binnen zijn buitenparlementaire achterban waren op de hoogte van deze misdaden en verkozen te zwijgen. De lijst met namen van deze zwijgzame ‘mensenrechtenactivisten’ is te lang om hier te vermelden. Toch wil ik een tweetal bij naam noemen. Bijvoorbeeld de bekende toenmalige anti-apartheidsactivist Sietse Bosgra of de beruchte Jan Nico Scholten. Ook hen is deze misdadige zwijgzaamheid zwaar aan te rekenen. Vooral Scholten. Als oprichter van de Association of West European Parlemantarians Against Apartheid (AWEPAA) en het African European Institute (AEI) was hij - na Pronk - de belangrijkst man die blindelings de belangen van het ANC en SWAPO bleef ondersteunen.
In 1989 had een waarnemer van de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR een vooruitziende blik. Tegen een delegatie van AWEPAA die Namibië bezocht om onder anderen de geruchten over mensenrechtenschendingen door SWAPO te onderzoeken zei hij: “De deur dichthouden voor deze periode uit het verleden zonder enige behandeling van de feiten is het zelfde als het afdekken van een chemische stortplaats- het kan terugkeren om je later alsnog te vergiftigen!”. AWEPAA, sloeg de UNHCR-raad in de wind en koos tijdens een bestuurvergadering voor een ‘closed door policy’ een gesloten deur politiek!
De drammerige partijdigheid van Pronk heeft vele onschuldige slachtoffers achtergelaten.Niet alleen in Afrika maar ook in een land als bijvoorbeeld de Filippijnen. Ook naar hier bleef de subsidiekraan wagenwijd openstaan naar politieke organisaties die oorlog voerden tegen de zittende regeringen. En ook hier bleven Pronk en zijn buitenparlementaire achterban oorverdovend stil over de misdaden die hun Filippijnse vrienden begingen.
Deze week werd op 28 augustus in Utrecht de 68-jarige Filippijnse terrorist Jose Maria Sison opgepakt. De oprichter en leider van de Communistische Partij op de Filippijnen (CPP). Hij is één van de belangrijkste leiders van de gewapende opstandelingen in dat land. Opstandelingen die ook verantwoordelijk zijn voor het moorden en martelen van mensen. Sinds 1987 woont Sison in Nederland en moet zich eerst nu verantwoorden voor zijn betrokkenheid bij een aantal moorden in zijn vaderland.
Volgens het Openbaar Ministerie heeft hij vanuit Nederland opdracht gegeven om in de Filippijnen zijn voormalige politieke relaties Romulo Kintanar en Arturo Tabara te vermoorden.
Op zich een kwalijke zaak maar valt helemaal in het niets in vergelijking met de grote slachtingen onder onschuldige burgers die een aantal jaren geleden door de gewapende tak van de CPP werden gepleegd. Slachtingen waarvan Pronk óók terdege op de hoogte was, terwijl hij gewoon doorging met het subsidiëren van de netwerken die direct en indirect verbonden waren met de achterban van Sison.
Een kleine bijkomstigheid is dat de naam van Sison sinds een aantal jaren prijkt op de Europese en internationale terreurlijst en dat hij nog steeds betrokken is bij de opstandelingen in de Filippijnen..
Jan Pronk en ‘zijn’ opstandelingen; er werd gemarteld en gemoord, intussen bleef de Nederlandse geldkraan wagenwijd openstaan.
Deed hij dit bewust dan is dat misdadig. Gebeurde dit onbewust dan is hij een politieke onbenul. Hoe dan ook, het was een handelwijze waarmee hij als het ware een vrijbrief gaf aan misdadigers. Misdadigers die, mede onder het mom van een ‘bevrijdingsoorlog’, niet alleen aan de wieg hebben gestaan van enorme vluchtelingenstromen maar ook verantwoordelijk zijn voor de dood van vele onschuldige burgers.
Tot slot enkele vragen aan de lezers.
Mag een persoon als Pronk ons land nog langer vertegenwoordigen in welke functie dan ook?
Mag een persoon als Pronk de nieuwe voorzitter worden van de PvdA?
Kan Jan Pronk van grove nalatigheid en/of van (in)directe medeplichtigheid worden beschuldigd?
Moeten de gevolgen van zijn eenzijdige beleid niet door een internationaal gerecht aan de kaak worden gesteld? Al is het alleen maar om een voorbeeld te stellen.
In mijn ogen is Pronk medeplichtig aan deze misdaden. Hij was per slot van rekening terdege op de hoogte en ging desondanks gewoon door met het rijkelijk subsidiëren van de verantwoordelijke organisaties.

Geen opmerkingen: